OP EEN ZONDAGMORGEN (in juni)

 

Met de wind in de rug

fiets ik door het weidse land

Nog altijd zonder ondersteuning

wel versnelling bij de hand

Met de wind in de rug

fiets ik al vanaf half acht

Het is nu bijna kwart voor acht

Nog geen fietser die naar me lacht

 

Wel twee honden in de verte

lijken uitgelaten blij

Zacht gekwaak klinkt uit de sloten

’t Paarseizoen lijkt haast voorbij

En ik zie twee lange oren

Fier rechtop, daar, in het gras

En ik denk aan een gedichtje: 

‘k Wou dat ik twee haasjes was…