OM VAN TE HOUDEN (gastcolumn van Wim)

Zij las voor en wees plaatjes aan

In de krant lees ik haar rouwadvertentie. Ruim honderd jaar is zij geworden. Oud, maar de dagen nog niet zat. In ieder geval niet toen zij de eeuwgrens passeerde en ik haar daarmee kwam gelukwensen.

Kaarsrecht zat zij met de burgemeester aan tafel. Zoals altijd om door een ringetje te halen. Zij genoot van de mensen om zich heen. Net als toen ik haar voor het eerst ontmoette op haar tachtigste verjaardag. Wij hadden meteen een band.

Iedereen hield van haar. De dokter, de thuishulp, de wijkverpleegkundige, en ook ik. Zijzelf hield voor alles van haar man, die zij met zorg omringde, het werk uit handen nam, en voor wie zij antwoordde op alle aan hem gestelde vragen.

“Mijn man heeft jaren geleden een herseninfarct gehad. Hij was treinmachinist in het midden van het land. Na het infarct mocht hij tot zijn verdriet niet meer op de trein, en zijn wij hierheen verhuisd.

Na het infarct kon hij niet meer spreken. Sinds die tijd oefenen wij samen iedere dag. We lezen met elkaar een boekje of tijdschrift, ik wijs wat plaatjes en dingen aan, hij noemt het bij de naam en probeert korte zinnen te zeggen.

Hij gaat nog altijd langzaam vooruit. Als iemand geduldig luistert en de tijd neemt, durft hij nu ook zelf het een en ander te zeggen. Alleen verwisselt hij wel eens woorden. Dan zegt hij bijvoorbeeld sinaasappel waar hij telefoonboek bedoelt.”

Enige jaren later kreeg haar man een tweede herseninfarct. Opnieuw verstomde zijn spreken. Ik zocht hem op in het ziekenhuis. “Meneer en mevrouw zitten even samen hiernaast, op een rustig plekje”, zei de zuster die zag dat ik om hem zocht.

In de spoelkeuken trof ik hen beiden, tegenover elkaar aan een tafeltje. Zij las voor uit een tijdschrift, en wees plaatjes aan. Hij probeerde de woorden daarbij te vinden. “Ik dacht, laat ik weer direct vanaf het begin beginnen. Hij heeft al twee namen gezegd.”

Mijn zorgen of zij beiden na twee infarcten nog de moed hadden om opnieuw te beginnen, smolten weg als sneeuw voor de zon. Met een vrouw als zij aan je zijde zal een tweede slag verdrietig zijn, en zul je ook de moed vinden weer op te krabbelen, en verder te gaan.

De enige die maar moeilijk in staat was van haar te houden, was zijzelf. Nadat haar man overleed bezocht ik haar geregeld. Altijd als we samen uit de Bijbel gelezen en gebeden hadden, vroeg ze me: “Dominee, denkt u dat ik goed genoeg zal zijn voor de lieve Heer, later?”

Iets uit haar jeugd deed haar daaraan twijfelen. Daar kwam ik niet doorheen, en alle anderen die van haar hielden ook niet. Nu kunnen we het overlaten aan de lieve Heer zelf. Moge Hij haar ervan overtuigen dat zij een mens geweest is om van te houden.

Reageren? Mail naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.